jijlui
Uiterlijk
- jij·lui
- samenstelling van jij (persoonlijk voornaamwoord) met lui (zelfstandig naamwoord), informele vorm van lieden, gebruikt om te benadrukken dat het om een meervoud van het voorgaande gaat [1]
jijlui
- (spreektaal) (verouderd) (weinig gangbaar) jullie, (tweede persoon meervoud)
- Hier neem jij er een, Trui, jij Naatje en jijlui allemaal. [2]
- Het woord 'jijlui' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Maurik, J. vanStille menschen. 2de druk (1909) Van Holkema & Warendorf, Amsterdam; p. 112; geraadpleegd 2016-09-22