justeren
Uiterlijk
- jus·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de juiste maat brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1479 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
justeren |
justeerde |
gejusteerd |
zwak -d | volledig |
justeren [3]
- overgankelijk juist stellen
- overgankelijk op de juiste maat brengen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord justeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "justeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ justeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).