[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

ijspret

Uit WikiWoordenboek
Hendrick Avercamp ijspret in de 17de eeuw
  • ijs·pret
enkelvoud meervoud
naamwoord ijspret
verkleinwoord

de ijspretv / m

  1. het feestelijke en plezierige dat men kan hebben op bevroren wateren
    • Ook veel bezoekers steken de loftrompet voor de ijsbaan én de organisatie. „Dit is een geweldig initiatief, de ijsbaan ligt er weer prachtig bij”, aldus Rob Lotgerink (64). Of de ijsbaan er volgend jaar voor de vierde achtereenvolgende keer weer ligt, is nog even de vraag. „Maar er zijn diverse gesprekken gaande met mensen die het over willen nemen”, vertelt organisator Emiel Pegge. Nu eerst 4 weken ijspret.[2] 
    • Winters boden óók ijspret in al zijn verschijningsvormen: sleetje rijden en schaatsen, individueel dan wel in groepsverband, het was een belangrijke volkssport voordat voetbal aan z'n opmars begon - en naar verluidt het enige tijdverdrijf waarin Nederland waarlijk klasseloos was.[3] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Rutger Borgerink 02-DECEMBER-2017
  3. Volkskrant Stefan Kuiper 18 januari 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be