hoogwaardigheid
Uiterlijk
- hoog·waar·dig·heid
- afleiding van hoogwaardig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoogwaardigheid | hoogwaardigheden |
verkleinwoord |
- de mate waarin een zaak of persoon een hoge waardigheid heeft en op die grond het recht heeft om bewonderd en vereerd te worden
- (economie) de mate waarin een product van zeer hoge kwaliteit is
- ▸ In de winkel betaalt de consument gemiddeld 82 cent voor een bakje champignons van Nederlandse kwekers, blijkt uit cijfers van het CBS. Maar dat moet volgens Hooijmans minimaal 99 cent zijn. De prijzen van nu zijn volgens hem "Nederland onwaardig". "Het doet geen recht aan de hoogwaardigheid van het product."[2]
- Het woord hoogwaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Champignons zijn te goedkoop, de kwekers gaan eraan onderdoor'” (dinsdag 21 augustus 2018, 18:30), NOS