hightech
Uiterlijk
- high·tech
- samenstelling van high en tech (van het Engelse 'high technology', (geavanceerde technologie))
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hightech | - |
verkleinwoord | - | - |
- (techniek) hoogwaardige, hypermoderne techniek
- spitstechnologie (Belgisch), innovatietechnologie
- biotechnologie, computer, informatica, nanotechnologie, robot, robotica, ruimtevaart, telecommunicatie
1.
stellend | |
---|---|
onverbogen | hightech |
verbogen | |
partitief | hightechs |
hightech
- (techniek) gebaseerd op hoogwaardige, hypermoderne techniek
- designstroming en stijl uit de jaren 1972-1985 met een strakke, hypermoderne vormgeving
- Het woord hightech staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hightech" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %