groefkopadders

• Geluid:  groefkopadders    (hulp, bestand)

• (IPA in voorbereiding)

• groef·kop·ad·ders

• samenstellende samenstelling van  groef zn,   kop zn  en  adders zn 
•  groefkopadder zn  met de uitgang -s

de groefkopadders mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord groefkopadder
2. meervoudsvorm als officiële benaming (reptielen) een onderfamilie Crotalinae  van slangen uit de familie adders (Viperidae ). In sommige indelingen worden de groefkopadders als volwaardige familie gezien (Crotalidae). De groep werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Nicolaus Michael Oppel in 1811

• [2] adders, slangen, schubreptielen, diapsiden, reptielen, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

• [2] Aziatische lanspuntslangen, bosmeesters, dwergratelslangen, echte ratelslangen, lanspuntslangen, moccasinslangen
• [2] Chinese neusslang, halysadder, Maleise mocassinslang, ratelslangen, Schlegels grijpstaartslang, Waglers lanspuntslang

• Het woord 'groefkopadders' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.