ganglion

• Geluid:  ganglion    (hulp, bestand)

• gan·gli·on

• Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘zenuwknoop, peesknoop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 ^[1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ganglion	gangliën ganglia
verkleinwoord

ganglion ; m en o

1. (medisch) zenuwknoop
2. (medisch) een holte in of bij een gewrichtskapsel of peesschede die gevuld is met geelachtige glijstof

• Het woord ganglion staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ganglion" herkend door:

48 %	van de Nederlanders;
32 %	van de Vlamingen.[2]

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

enkelvoud	meervoud
ganglion	ganglions ganglia

ganglion

1. (medisch) ganglion.

ganglion

1. (medisch) ganglion.

ganglion

1. (medisch) ganglion.

ganglion

1. (medisch) ganglion.

ganglion

1. (medisch) ganglion.