frauduleus
Uiterlijk
- Geluid: frauduleus (hulp, bestand)
- frau·du·leus
- afgeleid van fraude met het achtervoegsel -eus
- afgeleid van het Franse frauduleux (met het achtervoegsel -eus) [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | frauduleus | frauduleuzer | frauduleust |
verbogen | frauduleuze | frauduleuzere | frauduleuste |
partitief | frauduleus | frauduleuzers | - |
frauduleus [2]
- bedrog gebruikend, met bedrog (fraude) gepaard gaand
1.
- Het woord frauduleus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frauduleus" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be