fijngebouwd
Uiterlijk
- Geluid: fijngebouwd (hulp, bestand)
- fijn·ge·bouwd
- samenstelling van fijn en gebouwd
stellend | |
---|---|
onverbogen | fijngebouwd |
verbogen | fijngebouwde |
partitief | fijngebouwds |
fijngebouwd
- van personen: met een slanke en sierlijke lichaamsbouw
- Charrie, een nerveuze, fijngebouwde jongen, donker, wasbleek, met ogen als kogelgaten. [1]
- Het woord fijngebouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Yvonne Keuls, Jan Rap en z'n maat