funderen
Uiterlijk
- fun·de·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grondvesten’ voor het eerst aangetroffen in 1331 [1]
- afgeleid van het Franse fonder (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
funderen |
fundeerde |
gefundeerd |
zwak -d | volledig |
funderen
- overgankelijk (bouwkunde) een fundering aanbrengen
- overgankelijk overdrachtelijk een stel beweegredenen formuleren die als grondslag van iets dienen
1. een fundering aanbrengen
- Het woord funderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "funderen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "funderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %