exercitieveld
Uiterlijk
- exer·ci·tie·veld
- samenstelling van exercitie zn en veld zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exercitieveld | exercitievelden |
verkleinwoord | exercitieveldje | exercitieveldjes |
- (militair) oefenveld waarop militairen leren marcheren
- ▸ Jakob was Zondagsmorgens voor kerktijd een schilderijtje begonnen van iets wat hij had gezien op het exercitieveld of 'het Zieke', toen hij zelf zat op den rand van de sloot.[2]
- Het woord exercitieveld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317