dot
Uiterlijk
- dot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dot | dotten |
verkleinwoord | dotje | dotjes |
- een pluk vezelig, wollig of donzig materiaal
- "Mag ik die dot wol eens zien?".
- (meestal verkleinwoord) iets kleins en liefs
- Wat een dotje!
- pluk
- [2] snoes, snoezepoes
1. een pluk vezelig, wollig of donzig materiaal
2. (meestal als verkleinwoord) iets kleins en liefs
- Het woord dot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dot" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "dot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be