bijblad
Uiterlijk
- bij·blad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijblad | bijbladen |
verkleinwoord | bijblaadje | bijblaadjes |
het bijblad o
- bijvoegsel bij een krant of andere publicatie
- Peter Brusse schreef een liefdevolle biografie, en meteen een prachtig stuk persgeschiedenis. Als ik mag eindigen met een citaat zoals verslaggevers dat weleens doen: „Op zaterdag 19 november 1927 moest ook de NRC eraan geloven. Op die dag verscheen de krant met een geïllustreerd bijblad. Plaatjes in een deftige krant! Er waren lezers die erom gevraagd hadden. Anderen lieten weten geen foto’s in hun lijfblad te dulden. Geen frivoliteiten in een serieuze krant! Na lang beraad werd besloten tot een apart geïllustreerd bijvoegsel dat in de eigenlijke krant werd geleefd. De lezer kon het bijblad terzijde leggen.” NRC is altijd NRC geweest. [3]
- Het woord bijblad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijblad" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ bijblad op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Peter Vandermeersch 20 april 2017 Grondlegger van de verslaggeverij van NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be