bevoorraad
Uiterlijk
- Geluid: bevoorraad (hulp, bestand)
- be·voor·raad
- vervoeging van bevoorraden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
bevoorraden |
bevoorraad
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevoorraden
- Ik bevoorraad.
- gebiedende wijs van bevoorraden
- Bevoorraad!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevoorraden
- Bevoorraad je?
vervoeging van: | bevoorraden… |
verbogen vorm: | bevoorrade |
bevoorraad
- voltooid deelwoord van bevoorraden
- De stad werd goed bevoorraad.
- ▸ Zij waren de dealers die de verslaafde hadden bevoorraad.[1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | bevoorraad |
verbogen | bevoorrade |
bevoorraad
- voorzien van alle benodigdheden
- Een goed bevoorraad basiskamp bleek onmisbaar voor de expeditie.
- Het woord bevoorraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.