besom
Uiterlijk
- be·som
vervoeging van |
---|
besommen |
besom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besommen
- Ik besom.
- gebiedende wijs van besommen
- Besom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besommen
- Besom je?
- Het woord besom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- West-Germaans *besmon verwant aan Nederlands: bezem.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
besom | besoms |
besom
- [1]: broom
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to besom |
he/she/it | besoms |
verleden tijd | besomed |
voltooid deelwoord |
besomed |
onvoltooid deelwoord |
besoming |
gebiedende wijs | besom |
besom
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Sport in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Verouderd in het Engels