batsen
Uiterlijk
- bat·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
batsen |
batste |
gebatst |
zwak -t | volledig |
batsen
- slaan.
- (jongerentaal) geslachtsgemeenschap hebben
- Zij lagen in die kamer te batsen.
2. geslachtsgemeenschap hebben
de batsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bats
- Het woord batsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Jongerentaal in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal