arbeidsbeperking
Uiterlijk
- ar·beids·be·per·king
- samenstelling van arbeid en beperking met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidsbeperking | arbeidsbeperkingen |
verkleinwoord |
de arbeidsbeperking v
- belemmering die ontstaan is door ziekte of gebrek waardoor het verkrijgen of verrichten van arbeid niet of minder goed mogelijk is
- De afspraken met werkgevers over meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking worden voortvarend uitgevoerd. [1]
- Het woord arbeidsbeperking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Troonrede 2016