[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

allegaar

Uit WikiWoordenboek
  • al·le·gaar
  • In de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
  • alle gader [2]

allegaar [3]

  1. alles bij elkaar
    • De 65-jarige schaatslegende had zich verkleed als Aris, een keuterboertje uit Aartswoud. Want die Skenk is niet zo'n groot redenaar. Die skuift liever mij naar voren, anders krijgen we van dat gesnotter en gestotter, zei Aris, die de skaatser als beste kent. Die Skenk was eigenlijk een verskrikkelijk luie hufter. Dat-ie ooit kampioen is geworden: ik begraip d'r helegaar niks van. Hij heb z'n hele leven zo allegaar veel mazzel gehad, dat wou ik nog wel effe zeggen. [4] 
86 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]