allegaar
Uiterlijk
- al·le·gaar
- In de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
- alle gader [2]
allegaar [3]
- alles bij elkaar
- De 65-jarige schaatslegende had zich verkleed als Aris, een keuterboertje uit Aartswoud. Want die Skenk is niet zo'n groot redenaar. Die skuift liever mij naar voren, anders krijgen we van dat gesnotter en gestotter, zei Aris, die de skaatser als beste kent. Die Skenk was eigenlijk een verskrikkelijk luie hufter. Dat-ie ooit kampioen is geworden: ik begraip d'r helegaar niks van. Hij heb z'n hele leven zo allegaar veel mazzel gehad, dat wou ik nog wel effe zeggen. [4]
- Het woord allegaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allegaar" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "allegaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ allegaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 12 NOVEMBER 2009 Oud-schaatser Ard Schenk komt toch nog los op oude dag
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be