afslanken
Uiterlijk
- af·slan·ken
- samenstellende afleiding van af (bijwoord) en slank (bijvoeglijk naamwoord) met het achtervoegsel -en voor een (werkwoord)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afslanken |
slankte af |
afgeslankt |
zwak -t | volledig |
afslanken
- ergatief gewicht verliezen, meest door beweging en dieet
- Hij was twintig pond afgslankt.
- overgankelijk eufemistisch een groep in grootte doen verminderen bijvoorbeeld door ontslag
- Sommige groepen zullen afgeslankt worden en sommige groepen zullen niet voortgezet worden.
- Het woord afslanken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afslanken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %