ongemakkelijk
Uiterlijk
- on·ge·mak·ke·lijk
- Afgeleid van gemakkelijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongemakkelijk | ongemakkelijker | ongemakkelijkst |
verbogen | ongemakkelijke | ongemakkelijkere | ongemakkelijkste |
partitief | ongemakkelijks | ongemakkelijkers | - |
ongemakkelijk
- moeilijk, waar veel inspanning en moeite voor nodig is
- niet eenvoudig; onplezierig
- ▸ De Engelsen hadden verrassend veel sympathisanten onder de Zweden, het gespreksonderwerp was hoogst ongemakkelijk.[1]
1.
- Het woord ongemakkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142