notioneel
Uiterlijk
- no·ti·o·neel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | notioneel | notioneler | notioneelst |
verbogen | notionele | notionelere | notioneelste |
partitief | notioneels | notionelers | - |
notioneel
- fictief, theoretisch, abstract
- De notionele interestaftrek houdt in dat ondernemingen sinds het aanslagjaar 2007 een bepaald percentage van het “gecorrigeerd” eigen vermogen kunnen aftrekken van de belastbare winst
- Het woord notioneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.