neerploffen
Uiterlijk
- Geluid: neerploffen (hulp, bestand)
- neer·plof·fen
- samenstelling van neer en ploffen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neerploffen |
plofte neer |
neergeploft |
zwak -t | volledig |
neerploffen
- ergatief gaan zitten door zijn gewicht te laten vallen
- Hij was op de bank neergeploft.
- ▸ Ik plofte neer op het vlakke pad.[1]
- overgankelijk met een plof doen vallen
- ..want vorens men zyn party [tegenstander bij het worstelen] ter aarde neergeploft had, wierd niemand gekroont.[2]
- Het woord neerploffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neerploffen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Lexicon Heiroglyphicum Sacro-Profanum Martinus Koning1717
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %