[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

marka

Uit WikiWoordenboek
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *markō

marka v

  1. grens, kust
  2. regio


  • mar·ka
Naar frequentie 35530

marka

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van mark


  • mar·ka

marka

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van mark


marka v

  1. (financieel) mark; naam voor verschillende munteenheden gebruikt in Bosnië en Herzegovina en tot de invoering van de euro in Duitsland en Finland
  2. (handel) merk; een symbool of naam voor producten van een bepaalde producent of handelsonderneming


marka v

  1. (financieel) mark; naam voor verschillende munteenheden gebruikt in Bosnië en Herzegovina en tot de invoering van de euro in Duitsland en Finland
  2. mark; een grensgebied


  • mar·ka
  • Afgeleid van het Duitse Mark

marka v

  1. (financieel) mark; naam voor verschillende munteenheden gebruikt in Bosnië en Herzegovina en tot de invoering van de euro in Duitsland en Finland
  2. mark; een grensgebied
  3. (verouderd)(spreektaal) postzegel; betalingsmiddel voor het verzenden van post
  4. (verouderd)(spreektaal) merk; een kenteken aangebracht ter identificatie van iets
  1. hřivna v, (verouderd) már monbezield


  • mar·ka
enkelvoud meervoud
nominatief   marka     markalar  
genitief   markanın     markaların  
datief   markaya     markalara  
accusatief   markayı     markaları  
locatief   markada     markalarda  
ablatief   markadan     markalardan  

marka

  1. (handel) merk, handelsmerk