slaaf
Uiterlijk
- slaaf
- Van laat-Latijn sclavus - «Slavische gevangene» (vgl. laat-Oudgrieks: Ἐσκλαβήνος). De herkomst van 'Slavisch' is onduidelijk.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaaf | slaven |
verkleinwoord | slaafje | slaafjes |
slaaf m
- een persoon die het bezit is van een ander
- Zij waren weinig meer dan slaven.
- iemand die geheel afhankelijk van iets of iemand is
- hij was een slaaf van zijn speelzucht
- ondergeschikte in een sadomasochistische relatie
- in een sm-relatie zijn er meesters (of meesteressen) en slaven
- commandoslaaf, christenslaaf, ex-slaaf, fortslaaf, Joegoslaaf, loonslaaf, paleisslaaf, vrouwenslaaf, werkslaaf
= = = |
1. een persoon die het bezit is van een ander
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaaf | slawe |
slaaf