[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

passer

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Passer
  • pas·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord passer passers
verkleinwoord passertje passertjes

de passerm

  1. (teken- en schrijfmateriaal) een hulpmiddel om cirkels en cirkelbogen te tekenen
  2. (scheepvaart) een hulpmiddel om de afgelegde afstand van een schip te berekenen.
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]


  • Afkomstig van het Latijnse "passare" (kruisen).
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
passer
passais
passé
eerste groep volledig

passer

  1. voorbijgaan
  2. voorbijkomen, komen langs
    «Je vais à Calais en partant de Montpellier, je passe par Clermont-Ferrand.»
    Ik ga naar Calais vanaf Montpellier en kom dan langs Clermont-Ferrant.
  3. vergeten en vergeven
    «Je passe sur ce que vous avez fait.»
    Wat je gedaan hebt is vergeten en vergeven.
  4. verteren, digereren
    «Ça passe difficilement.»
    Het verteert moeilijk.
  5. voorkomen.