[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

metuere

Uit WikiWoordenboek
Versie door Evil berry (overleg | bijdragen) op 24 mei 2018 om 09:18 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=lat=}} {{-pron-}} *{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/ˈme.tu.ɛ.rɛ/|lat}} {{-syll-}} *me·tu·e·re {{-lastam-|metuere|mĕtuō|metuī|metūtum|{{laconj3}}}...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • IPA: /ˈme.tu.ɛ.rɛ/
  • me·tu·e·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
metuere mĕtuō metuī metūtum
derde vervoeging volledig

metuere

  1. actief infinitief praesens van metuere
    1. vrezen
  2. passief imperatief praesens, tweede persoon enkelvoud van metuere
    1. Vrees!
  3. passief indicatief praesens, tweede persoon enkelvoud van metuere
    1. Jij wordt gevreesd.

metuēre

  1. actief indicatief perfectum, derde persoon meervoud van metuere
    1. Zij hebben gevreesd!
  2. passief indicatief futurum simplex, tweede persoon enkelvoud van metuere
    1. Jij zal worden gevreesd.
  • s.v. mĕtuo, in
    J.B. Kan - H.P. Schröder
    (ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 325.