[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

host

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 7 nov 2024 om 10:02 (parameterfix)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: hoost


(heteroniem)

  • host
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord host hosts
verkleinwoord hostje hostjes

[A] de hostm

  1. (persoon) iemand die als gastheer, gastvrouw of presentator van een evenement optreedt
  2. (informatica) computer met programmatuur die in een netwerk andere computers met diensten en gegevens ondersteunt
vervoeging van
hosten

[A] host

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van hosten
  2. gebiedende wijs van hosten
vervoeging van
hossen

[B] host

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Jij host. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Hij host. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hossen
    • Host! 
74 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
host hosts

host

  1. gastheer, gastvrouw
  2. heerschaar
  3. groot aantal van iets
    «There is a host of problems with that approach.»
    Er kleven velerlei problemen aan die benadering.
vervoeging
onbepaalde wijs to  host 
he/she/it  hosts 
verleden tijd  hosted 
voltooid
deelwoord
 hosted 
onvoltooid
deelwoord
 hosting 
gebiedende wijs  host 

host

  1. overgankelijk onthalen, ontvangen