rijst
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
modifier| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | rijst | — |
| Diminutif | — | — |
rijst \rɛjst\ masculin (Indénombrable)
- (Cuisine) Riz.
Doe de prei, de selderij (en de garnalen) bij de rijst en bak dit nog even mee. Maak de gebakken rijst eventueel op smaak met ketjap en sambal oelek.
— (Berty van Essen, « Nasi goreng » in Studenten Kookboek, Van Dischoeck, 1981, page 41. → lire en ligne)gebroken rijst
- brisures de riz
droogkokende rijst
- riz non collant
Dérivés
modifierHyperonymes
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « rijst [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « rijst [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]