overtuigen
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- À comparer à l’allemand überzeugen de même sens.
Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | overtuig | overtuigde |
jij | overtuigt | |
hij, zij, het | overtuigt | |
wij | overtuigen | overtuigden |
jullie | overtuigen | |
zij | overtuigen | |
u | overtuigt | overtuigde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | overtuigend | overtuigd |
overtuigen \Prononciation ?\ transitif
- Convaincre, persuader.
Iemand van iets overtuigen.
- Convaindre quelqu’un de quelque chose
Synonymes
[modifier le wikicode]Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « overtuigen [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]