[go: up one dir, main page]

Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -aːxt

Participle

edit

geplaagd

  1. past participle of plagen

Declension

edit
Declension of geplaagd
uninflected geplaagd
inflected geplaagde
positive
predicative/adverbial geplaagd
indefinite m./f. sing. geplaagde
n. sing. geplaagd
plural geplaagde
definite geplaagde
partitive geplaagds