zottin
- zot·tin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zottin | zottinnen |
verkleinwoord | zottinnetje | zottinnetjes |
de zottin v
- een vrouw die gek is
- De vertelster, een jonge vrouw, doet stukje bij beetje het leven van haar grootmoeder uit de doeken. Het is een eigenzinnige dame die in haar geboortedorp als een zottin te boek stond, de ware liefde niet vond, op haar dertigste nog ongehuwd was en in arren moede trouwde met een uit de oorlog teruggekeerde soldaat van wie ze niet kon houden. Ter bestrijding van haar nierstenen gaat ze naar een kuuroord op het vasteland, waar ze een gewonde soldaat ontmoet op wie ze verliefd wordt. [2]
- Sympathie voelt hij slechts voor andere buitenstaanders: de zottin van de stad en een onthechte losbol met de naam Paul. Maar ook de schijnwereld van variététheaters, wassenbeeldenspelen en bioscopen trekt hem magisch aan. ‘Waaruit bestond tenslotte de ernst van de wereld’. [3]
- Het is toepasselijk dat slechts de beginletter van de achternaam van deze mevrouw wordt gegeven, want deze zottin is een crimineel, weliswaar een godsdienstwaanzinnige crimineel, maar een crimineel desalniettemin. [4]
- Het woord zottin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zottin" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Margot Dijkgraaf 7 augustus 2009 'Madame' is veel te goed voor deze wereld
- ↑ NRC Wil Rouleaux 14 januari 2011 Welkom in mijn waanzin
- ↑ NRC Hafid Bouazza 22 april 2011 Ik zou dit zelfs levend niet hebben overleefd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be