[go: up one dir, main page]

  • te·gen·wer·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tegenwerken
werkte tegen
tegengewerkt
zwak -t volledig

tegenwerken

  1. overgankelijk zich tegen iets verzetten
    • Hij had die verandering altijd tegengewerkt. 
  2. wederkerig elkaar dwarszitten
    • Zij hebben elkaar altijd tegengewerkt. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be