[go: up one dir, main page]

  • tac·tiek
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘strategie, gericht beleid’ voor het eerst aangetroffen in 1767 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tactiek tactieken
verkleinwoord tactiekje tactiekjes

de tactiekv

  1. een manier om onder gegeven omstandigheden een doel te bereiken
    • Hij heeft een goede tactiek, zeg! 
    • De Certeaus onderscheid tussen strategieën en tactieken geeft daarbij een nuttige aanvulling. Met behulp van dit onderscheid kan zichtbaar gemaakt worden hoe de verschillende actoren zich verhouden tot de normaliserende machtsstrategieën. [3] 
     Hoewel ik twijfelde aan mama's tactiek besloot ik toch te proberen of het in ieder geval een beetje werkte. Het werkte heel goed.[4]
     Ze wekte de indruk van een soort kuise elegantie, of ze die tactiek nu zelf had gekozen of dat ze wijze raad van haar verdediger had gekregen.[5]
  2. (militair) leer van de gevechtsvoering
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]