papaja
- Geluid: papaja (hulp, bestand)
- IPA: / paˈpaja / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /paˈpa.ja/
- (Vlaanderen, Brabant): /paˈpa.ja/
- pa·pa·ja
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papaja | papaja's |
verkleinwoord | papajaatje | papajaatjes |
de papaja m
- (bloemplanten) Carica papaya een plant uit de familie Caricaceae . De plant is verwant aan de bergpapaja (Vasconcellea cundinamarcensis, synoniem: Carica pubescens) (wikidata: papaja )
- (fruit) vrucht van Carica papaya (wikidata: papaja )
- [2] meloenboom Carica papaya
- [2] boommeloen
1. en 2. (vrucht van) de boom Carica papaya
1. meloenboom
2. vrucht van Carica papaya
- Het woord papaja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "papaja" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "papaja" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ papaja op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be