pakke

• Geluid:  pakke    (hulp, bestand)

• pak·ke

pakke

1. aanvoegende wijs van pakken

• Het woord pakke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: // ˈpɑgə //

• pak·ke

• Werkwoord: afkomstig uit het Nederduits
• Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord pakki, dat uit het Nederduits komt

pakke

1. pakken

• pakke ind
• pakke ned
• pakke op
• pakke sammen
• pakke
• pakke ud

pakke, g

1. pak, pakket
2. (figuurlijk) pakket (verzameling van ideeën, initiatieven of aanbiedingen)

• [1]: matpakke
• [1]: julepakke
• [2]: programpakke

• pakke in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog   op website:ordnet.dk

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈpɑkə /

• pak·ke

• Werkwoord: afkomstig uit het Nederduits
• Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord pakki, dat uit het Nederduits komt

pakke

1. overgankelijk pakken

• pakke bort
• pakke inn
• pakke ned
• pakke opp
• pakke sammen
• pakke seg
• pakke ut

pakke, m / v

1. pak, pakket
2. (figuurlijk) pakket (verzameling van ideeën, initiatieven of aanbiedingen)

• [2]: skattepakke

• [1]: en pakke knekkebrød

• [2]: full pakke

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈpɑkə /

• pak·ke

• Werkwoord: afkomstig uit het Nederduits
• Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord pakki, dat uit het Nederduits komt

pakke

1. overgankelijk pakken
2. (figuurlijk) pakket (verzameling van ideeën, initiatieven of aanbiedingen)

• pakka

pakke

1. gebiedende wijs van pakka

• üakk
• pakka

pakke

1. gebiedende wijs van pakke

• pakk
• pakka

pakke, m / v

1. pak, pakket

• [2]: skattepakke