[go: up one dir, main page]

  • sa·men·val·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samenvallen
viel samen
samengevallen
klasse 7 volledig

samenvallen

  1. ergatief gelijktijdig plaatsvinden
    • De joodse en de islamitische feestdag vielen dat jaar samen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be