naartoe
- naar·toe
- samenstelling van naar en toe
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | naartoe | |
persoonlijk | ernaartoe | |
aanwijz. | nabij | hiernaartoe |
veraf | daarnaartoe | |
vragend/betrekk. | waarnaartoe |
naartoe
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord in de richting van
- Waar ga je naartoe?
- ▸ Na een kwartier stopte er een oude gedeukte Toyota met een mollige vrouw voorin, die vroeg waar ik naartoe moest.[1]
- Hij gaat naar zijn werk toe.
- Het woord naartoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naartoe" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be