hippen
- hip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hippen |
hipte |
gehipt |
zwak -t | volledig |
hippen
- ergatief zich met kleine sprongetjes voortbewegen
- De huismus hipte richting de broodkruimels.
- Het woord hippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hippen" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "hippen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be