half en half
Niet te verwarren met: half-en-half |
- Geluid: half en half (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhɑləfɛnˌhɑləf/
- half en half
- vaste verbinding van half (bijvoeglijk naamwoord), en (voegwoord) en half (bijvoeglijk naamwoord)
half en half
- eigenlijk wel, maar nog niet geheel
- Ik kan u maar zo half en half volgen. [1]
- met gelijke hoeveelheden van twee verschillende bestanddelen
- Ik geef mijn kat om te wennen nu het nieuwe voer half en half gemengd met het oude.
- (techniek) met een houtverbinding waarbij twee even dikke stukken hout haaks met elkaar worden verbonden door van beide voor een precies even groot deel de helft van de dikte te verwijderen, zodat ze in elkaar passen
- De planken worden half en half op elkaar gekeept.
- Half en half is zo goed als heel gezegd.
- Het woord half en half staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Debrot, C. (P.H. Dubois (ed.)Verzameld werk 7. Toneel. Addenda en corrigenda. (1989) Meulenhoff, Amsterdam; ISBN 9029021276; p. 202; geraadpleegd 2016-03-20