kronkel
- kron·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kronkel | kronkels |
verkleinwoord | kronkeltje | kronkeltjes |
de kronkel m
- herhaaldelijk sterk gekromde lijn of vorm
- Simon Carmiggelt publiceerde columns onder het pseudoniem Kronkel
vervoeging van |
---|
kronkelen |
kronkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronkelen
- Ik kronkel.
- gebiedende wijs van kronkelen
- Kronkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronkelen
- Kronkel je?
- Het woord kronkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kronkel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kronkel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kronkel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be