[go: up one dir, main page]

  • fruit·schaal
enkelvoud meervoud
naamwoord fruitschaal fruitschalen
verkleinwoord fruitschaaltje fruitschaaltjes

de fruitschaalv / m

  1. schaal om stukken fruit in te bewaren
    • Is het waar dat je bananen niet in een fruitschaal mag leggen bij ander fruit?[1] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]