[go: up one dir, main page]

  • feie
  • Afkomstig van het Nederduitse werkwoord "vegen".
Naar frequentie 12829
vervoeging
onbepaalde wijs feie feie
tegenwoordige tijd feier feier
verleden tijd feia
feiet
feide
voltooid
deelwoord
feia
feiet
feid
onvoltooid
deelwoord
feiende feiende
lijdende vorm feies feies
gebiedende wijs fei fei
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 3 zwak
opmerking optioneel optioneel

feie

  1. overgankelijk vegen (vloer)
  2. overgankelijk vegen (pijp, schoorsteen)
  3. overgankelijk, (figuurlijk) afwijzen
  4. onovergankelijk blazen, vegen
    «Vinden feide over hustakene.»
    De wind veegde over de daken.
  • [3]: Nye koster feier best.
Nieuwe bezems vegen goed.
  • [1]: Enhver får feie for sin egen dør.
Ieder moet voor zijn eigen deur vegen.
Ieder moet zijn eigen stoep vegen.
  • [3]: feie problemene under teppet
de problemen onder het tapijt vegen


  • feie
  • Afkomstig van het Nederduitse werkwoord "vegen".
vervoeging
onbepaalde wijs feie
feia
tegenwoordige tijd feiar
verleden tijd feia
voltooid
deelwoord
feia
onvoltooid
deelwoord
feiande
lijdende vorm feiast
gebiedende wijs fei
feia
feie
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

feie

  1. overgankelijk vegen (vloer)
  2. overgankelijk vegen (pijp, schoorsteen)
  3. overgankelijk, (figuurlijk) afwijzen
  4. onovergankelijk blazen, vegen


  • [3]: Nye kostar feiar best.
Nieuwe bezems vegen goed.
  • [1]: feie for si eiga dør
voor zijn eigen deur vegen
zijn eigen stoep vegen
  • [3]: feie problema under teppet
de problemen onder het tapijt vegen
  • [1]: feie gata
de weg vegen
  • [1]: feie golvet
de vloer vegen
  • [2]: feie skorsteinen
de schoorsteen vegen
  • [2]: feie pipa
de pijp reinigen
  • [3]: feie nokon til siden
iemand aan de kant vegen