[go: up one dir, main page]

driehonderdentweeënveertig

       
0 3 4 2
driehonderdentweeënveertig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·en·tweeën·veer·tig, drie·hon·derd·en·twee·en·veer·tig

driehonderdentweeënveertig

  1. "342", langere vorm van driehonderdtweeënveertig, driehonderd plus tweeënveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft driehonderdentweeënveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot driehonderdentweeënveertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "driehonderdentweeënveertig" ht als linkerdeel

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021  Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021  Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)