golfen
Niet te verwarren met: golven, kolven |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
golfen | |
golf |
- gol·fen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
golfen |
golfte golfde |
gegolft gegolfd |
zwak -t
zwak -d |
volledig |
golfen
- inergatief, (sport) het golfspel spelen
- Er wordt door politici en managers veel gegolft.
- Als het werkwoord met een stemloze f wordt uitgesproken, is de vervoeging "golfte, gegolft", maar bij een uitspraak met een stemhebbende v wordt volgens spellingregel 12.D de vervoeging "golfde, gegolfd". In het laatste geval kan er verwarring ontstaan met de vervoeging van golven ww . Andere Engelse leenwoorden die op twee manieren verbogen kunnen worden zijn briefen en surfen en afgeleide werkwoorden.
- Het woord golfen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "golfen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ golfen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be