[go: up one dir, main page]

  • bui·ten·ech·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen buitenechtelijk buitenechtelijker buitenechtelijkst
verbogen buitenechtelijke buitenechtelijkere buitenechtelijkste
partitief buitenechtelijks buitenechtelijkers -

buitenechtelijk

  1. niet binnen het raamwerk van het huwelijk
    • Zijn buitenechtelijke escapade kwam hem duur te staan. 
    • Veel rijke en belangrijke mannen hebben buitenechtelijke relaties en kinderen. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be