barrer
se barrer
- wederkerend (spreektaal) pleite gaan, afnokken
- «Allez, on se barre!»
- Kom, we gaan er vandoor!
- «Mon mec s'est barré avec cette salope!»
- Mijn vent is er vandoor met die slet. [1]
- «Allez, on se barre!»
- ba·rrer
barrer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
barrer |
barría |
barrido |
volledig |
- onovergankelijk in zijn eigen belang handelen
- overgankelijk vegen, opvegen
- wegvagen
- scannen, speuren
- barrer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española