[go: up one dir, main page]

  • af·scheep
vervoeging van
afschepen

afscheep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschepen
    • ... dat ik afscheep. 
50 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be