afrepelen
- af·re·pe·len
- samenstelling van af bw en repelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afrepelen |
repelde af |
afgerepeld |
zwak -d | volledig |
afrepelen [1]
- overgankelijk (landbouw) de knoppen of zaaddozen van het vlas door repelen wegnemen
- Het woord 'afrepelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrepelen" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be