[go: up one dir, main page]

  • af·wij·kend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afwijkend afwijkender afwijkendst
verbogen afwijkende afwijkendere afwijkendste
partitief afwijkends afwijkenders -

afwijkend

  1. niet normaal, meestal in negatieve betekenis
    • De jongen vertoonde afwijkend gedrag en werd door de meester uit de groep gehaald. 
     Dan heeft deze auto ook nog het Style+ pakket (€426) dat bestaat uit chromen sierlijsten, vermoeidheidsherkenning, chromen sierlijsten op de portieren, gekleurde panelen in het dashboard en het dak én de voorste raamstijl en de spiegelkappen in een afwijkende kleur.[1]
vervoeging van: afwijken
verbogen vorm: afwijkende

afwijkend

  1. onvoltooid deelwoord van afwijken
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink  Weblink bron
    Niek Schenk
    “Test Volkswagen T-Roc: modepop” (23-06-2018), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be