acker
- Afkomstig van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord ackar
acker, v
- (landbouw) akker, grond, veld
- (landbouw) akkerbouwgrond, bouwland, landbouwgrond
- in verband met bepaalde werkwoorden:
- ze acker machen
- ze acker gân
- ze acker varn
- ze acker ziehen
- (historisch) een meeteenheid:
- een lengtemaat: de lengte van een akker
- een tijdeenheid, tijdseenheid: de tijd die nodig is om een veldlengte te lopen
- een vlaktemaat voor akkerland, bosland en weiland: zoveel terrein als van bouwland met een ploeg in een dag kan worden geploegd
- (militair) slagveld
- m, sterk
- [2]: gazon
- [2]: weide
- [2]: bosland
- [2]: bouwgrond
- [2]: grasland
- [2]: veenland
- [2]: waterland
- [2]: weiland
- [1]: ackerknëht
- [1]: ackerlenge
- [1]: ackerman
- [3.2.]: ackerganc
- [3.2.]: ackerganc
- [4.1.]: ackerbreites
- [4.1.]: ackerlenge
- [4.3.]: ackerjiuchart
acker
- (landbouw) akker; afgeperkt stuk land dat bestemd is bebouwd te worden met een gewas
- (landmeetkunde)(eenheid) morgen; een oude agrarische oppervlaktemaat